U zocht voorbeeldzinnen met daarin "slag"
Resultaten 141 - 160 van 171
- slag II: Veur de verveners - de veenbaozen - mus er in het slag graven worden (Geesbrug)
- slag II: In slag zetten is hetzölde as anslaon (Klazienaveen)
- slag II: Törven kroden wie in het slag (Emmer Compascuum)
- slag II: Natte törf wordt uut het slag pakt en in ringen
- slagen: Dat laand slag an mienend (Gieten)
- slakkenhoes: Moej die merel is zeein; hie slag het slakkenhoes op een steein kepot en vret de slak op (Gasselte)
- slaon: Hij sleug der mor een slag naor
- slaon: Hij slag morzo ain zak rogge op de nekke (Valthermond)
- slaon: Een gieteling zit in het veurjaor en veurzommer 's aovends in de boomtoppen en slag heil mooi (Barger Compascuum)
- slinger: Hij slag de puut met een slinger op de nak (Eelde)
- slinks: Mit een slinkse slag kwaamp hij achter de waorheid (Hoogeveen)
- snit II: Wie hef die jurk maakt? Der zit ja gien slag of snit an (Schoonebeek)
- spantouw: Het peerd kreg een spantouw um de aachterbeeinen, dan tusken de veurbeeinen deur en dan met een slag (Eext)
- stoeltiesklok: De stoeltiesklok begunde merakels te maken, want het was op slag half tiene
- stört I: en dan haj een slag (Geesbrug)
- stört I: Vief stört tegen de legger is een slag (Schoonebeek)
- toeslaon: Het doert meisttied lang, mar op een gegeven ogenblik slag e tou (Barger Oosterveld)
- tong: Zien tong slag dubbel en zien tree is niet heeil vaast
- törflien: um een slag oet te zetten (Nieuw Dordrecht)
- törfslag: slag