U zocht voorbeeldzinnen met daarin "weer"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 141 - 160 van 500
- begoocheln: Hij is helemaol begoocheld deur de gedachte, dat hij het bedrief weer op poten kan zetten (Beilen)
- begoocheln: Wat begoochel ie nou weer? (Ruinerwold)
- begroeten: Wij hoopt je 't harfst in Slien weer te begroeten (Stieltjeskanaal)
- behagelijk: Het was zundag slim behagelijk weer (Sleen)
- beheuien: Het mot nog even weer beheuid worden; die dunderbui hef der
- behèurlijk: Het weer is beheurlijk gooud (Anderen)
- behoefte: An zuk weer hew niet zo'n behoefte (Weerdinge)
- behusseln: Ze hadden woorden had, mor ze hebben 't weer wat behusseld
- beinzerig II: De beinen binnen mai seupel. Het is ok zuk beinzerig weer (Roderwolde)
- bekieven: Heur ies, wat bekieft ze heur kiender weer (Ruinerwold)
- bekloddern: Wat hej die muur weer beklodderd (Grolloo)
- beknibbeln: Dat big is al zo goudkoop, daor moej niet weer op beknibbeln (Peize)
- bekonkeln: Zie bint weer an het bekonkeln met zien beiden (Eext)
- bekonkeln: Wil ie de boel weer bekonkeln? (Pesse)
- bekwaken: Zie hebt weer hiel wat te bekwaken (Sleen)
- belangriek: Het is heeil belangriek, dat die straot weer lös komp (Eext)
- belèren: Dan beleer ik wel weer een nei maagien (Hollandscheveld)
- belhamel: Zo'n weer kreeg vaak de bel um en dat was de belhamel (Padhuis)
- bemietern: Ik zal mij veur de tweede keer niet weer bemietern laoten (Borger)
- benauwdheid: Toen ze er niet op tied weer waren, zaten de olde lu aordig in de benauwdheid (Hoogeveen)