U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zeggen"
Resultaten 141 - 160 van 220
- proot: Niks zeggen, ik wil niet dat er proot van komp (Ruinerwold)
- r: Hij kan de r nich goud zeggen (Nieuw Schoonebeek)
- raffeln: As ie die vrouw een aovend op vesiete hebt, dan heuf ie zölf niks te zeggen, want zij raffelt an é (Hijken)
- rampelzantenboudel: Wai zeggen, as het argens niet veul deegs is: Wat een rampelzantenboudel(ie) (Norg)
- reuk: Ik kan niet zeggen dat dat noou zu'n lekkere reuk is
- revelkont: Aj zu'n revelsnoet op veziet hebt, huj zölf niks zeggen (Eext)
- rien II: As ie wat slecht van zien voetbalclub zeggen, dat ridt hij hum (Barger Compascuum)
- roesten: Zie kunt van mij zeggen, wat ze wilt; het zal mij an het gat roesten (Oosterhesselen)
- rötding: Rot... kunnen wij van elk ding zeggen, dat wij een rotding viendt, zoas rotauto, rotlaampe, rotboek (Wapserveen)
- scheepskrooier: De schutekruler was zo'n beetie de baos, die had het veur het zeggen (Geesbrug)
- schelf: Wai zeggen kapschuur en ok wel schelf (Roden)
- schommelkarn: Ze zeggen wel is tegen een dikke vrouw van schommelkaarn (Roderwolde)
- schutejager: De schutejager huufde niet veul tegen de peerde te zeggen, want zij wussen precies, wat ze doen muss (Padhuis)
- sloeken: Ik mus eerst een keer sloeken, veurdat ik wat zeggen kun (Zweelo)
- sloothoouken: Wij moet hen sloothoouken, het is zun roege rommel en boetendes, wij hebt zeggen had, aans kriew boo (Eext)
- smelig: Hij kan zo smelijk wat zeggen (Diever)
- smoelwark: Die vrouwe duurt hiel wat te zeggen. Die hef zo'n smoelwark! (De Wijk)
- snaak: Het is een snaok. Hij kan het mooi zeggen (Roderwolde)
- snaor II: Hoe duurt dat snaor van een wiefien dat zeggen (Stieltjeskanaal)
- snater: As die snater zien mond ies een maol heul, dan kun een aander ok ies wat zeggen (Klazienaveen)