U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boel"
Resultaten 161 - 180 van 249
- ruschentop: Der zitten een boel ruskepollen in het laand (Zuidlaren)
- scheiden: Ze hebt de boel nou escheiden (Hoogeveen)
- schepersjong: Der was een boel volk, maar de meisten waren toch schepersjongs (Padhuis)
- scheppen II: Wat stiet de boel hier vol, wij zult hier ies wat ruumte schöppen (Hollandscheveld)
- schierschonen: Ik wil de boel nog even schierschonen in huus (Klazienaveen)
- schikken I: Ik mut de boel een beetie schikken
- schildern I: Wij wilt de boel laoten schildern (Hollandscheveld)
- schumern: Die man schumert een boel 's nachts bij de weg (Kerkenveld)
- schuunsel: Ie mussen oppassen dat de boel goed vaste lig, want aans wupt de koenen de schuunsels op en zij vers (Hollandscheveld)
- seizoen: Nao het seizoen gaon de winkels de boel ofpriezen (Nieuw Amsterdam)
- sloeks: Zij gaot wel wat sloeks mit de boel umme (Nijeveen)
- slontern: Hie hef de boel al veul te lange laoten slontern (Ruinerwold)
- sloothaak: Eerst de vilten lössnien mit de snit-zende en dan de boel mit de sloothaoke der uuttrekken (Hollandscheveld)
- soep: Toen hij in het bestuur zat, hef e de boel in de soep laoten lopen
- spektakel: Ik heb er een boel spektakel mit en hie schut er niks mit op (Ruinerwold)
- stee: Hej de boel al haost op stee?
- stelt: Mit het schonemaken stiet antmit de hiel boel op stelten (Koekange)
- stelt: Aoljaorsaovend hebt ze de boel op stelten zet (Odoorn)
- steun: As buren hew een boel steun an mekaar (Zwinderen)
- stil: Op het bovenveen waren eerder een boel stille knippen (Barger Oosterveld)