U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dood"
Resultaten 161 - 180 van 187
- springlimtig: Ik miende dat mien knienen almaol dood waren, mor zie bint nog sprinlimtig (Sleen)
- sprokkelholt: Sprokkelholt is dood holt (Roswinkel)
- spuit: Ze gaot tegenwoordig overal met de spuit bijlanges om de bool dood te spuiten (Hijken)
- stam: Die boom giet dood, de stam is hielmaol verkaankerd (Geesbrug)
- toethoorn: A'k dood binne, kriej mien konte tot een toethoorn, en as ie der dan net zolange in eblaozen hebt as (Noordscheschut)
- tolterloot: Talterloot/ Wie is er dood?/Jan Durkien uut de potsloot (Ruinen)
- traon I: De moezen ligt dood veur de spinde en die nog leeft, loopt mit traonen in de ogen
- twiezield: Een dood kalf twiezield anbinden
- umtoch: Umtoch niet is gien proot, daor gaot de Jeuden an dood (Ruinerwold)
- verlegen: Wij waren (dood)verlegen um een paar kan pietreulie (Oosterhesselen)
- vervelen: Hij verveelt zuk hier dood (Westerbork)
- vliege: Slao die dikke vliege, ...brommer ies dood
- vliegenmaode: Een vlegenmaede zit in een dood dier (Wapserveen)
- voelegien: Dende zat dood in het voelegien (Sleen)
- vogel: Hij wil oe mit een dood veugeltien bliede maken (Ruinen)
- vullen II: Zien peerd gunk dood bij het vullen (Ruinerwold)
- waanzin: Het is waanzin, wat die vent wil, het kan zien dood wal worden (Barger Oosterveld)
- waken: As hier vrouger eine dood gaon was, mus wie der 's nachts bie waken. Dat was umdat ze bange waren da (Barger Compascuum)
- waoghalzerij: Die waoghalzerij mus e met zien dood bekopen (Valthe)
- weerhalen: Die hef het van de dood wèerhèulen