U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hebben"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 161 - 180 van 500
- brullen: Hij kan niks hebben; hij brult direct (Barger Oosterveld)
- bruloft: Wie hebben goud bruloft holden
- bukeneut: De kinder hebben buikeneuties zöcht (Roderwolde)
- bunerd: Die kerel kuj der niet bij hebben, dat is een bunerd, hij brek alles kepot (Coevorden)
- bunkern: Hij zit daor te bunkern, hij kun wel in gien dagen wat had hebben (Geesbrug)
- buustpankoek: De eerste buust mut het kalf hebben, maar het tweide en het darde en het veierde maol, dat is ook no
- concours: Met concours mot het peerd strikkies in de maonen hebben (Valthe)
- conductie: under conductie hebben
- daags: Ik mout nog een daogse boks hebben (Vries)
- dagleggen: Dat waark hebben wij veur mörgen daglegd (Zuidlaren)
- dalgrond: Dalgrond mot eigenlieks geregeld stalmest hebben (Peize)
- dalles: Je zullen de besmettelijke dalles hebben!
- dam: Ze hebben die auto mal op de dam zet (Klazienaveen)
- dam: Wie hebben knollen haad. Wat heb ik mie der een dam inzet
- deel I: Dat volk moi je ook nait te veul over dele hebben
- deis: Hij wol gien pannekoeken meer hebben, hij was er deis van (Ruinerwold)
- dek: Oenze kiender mussen mit disse kolde meer dek op hebben
- dekmantel: Zie wolden dat schandaal niet naor het darp in hebben, mar het is niet under de dekmantel bleven (Sleen)
- dekplagge: Stek nog even wat dekkeplaggen veur de eerpelgate en veur de iemshuve mö'k ok welke hebben (Padhuis)
- demp I: hebben, der zit demp in (Eext)