U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lang"
Resultaten 161 - 180 van 280
- oetkieken: Naor die dag hebt ze lang oetkeken (Padhuis)
- oetmeten: Dennend kan der lang en breeid over oetmeten (Gasselte)
- of'meten: Die jurk is veur te lang, die möt ofmit worden (Sleen)
- ofkie'ken: Dat duurt nog zo lang, dat kuj niet ofkieken (Norg)
- ofzagen: Hie hef een stuk van dat holt ofzaagd, het was te lang (Beilen)
- onbestörven: Onbestörven gras is gras, dat lang liggen blef en niet dreugen wil, mor wel gruin blef (Eext)
- ongehèurd: dat is hier niet zeldzaom, maor dat er een jong kèrel zo lang zöcht, is wal enig en ongeheurd
- oorlog: De leste oorlog bin wij nog lang niet vergeten (Emmen)
- opgeven: De buren hadden die man al lang opgeven
- opkieken: Laot wij mar even opkieken, wij hebt al lang genog warkt (Klazienaveen)
- opkrammen: Dat draod moew een beetie opkrammen, het is te lang (Klazienaveen)
- opkrauweln: As wie eerder de bukse te lang haren, mussen wie hum opkrauweln
- opnèeisel: De rok was te lang en nou het ze er een opnaaisel in maokt (Eelde)
- opschallen: Dat peerd lop der te lang veur, je moet de strengen wat opschallen (Anloo)
- opstrek: Een opstrek is een lang stuk laand bai hoes (Norg)
- over I: Ik heb de melk over, ik kan niet lang vort, aans giet e mij der over
- overweg III: *Gauw overweg en lang in de harbaarg (Stieltjeskanaal)
- paand: Ik kan dat pand wal ofhechten, hij is lang genog (Gieten)
- pakkendrager: Op dörsmesien hadden ze een vaste pakkendrager. Elk kun dat wark lang niet doen, mor een starke kè (Sleen)
- pandiezen I: Pandiezen waren lekkere zoere winterappels. Zie kunden lang duren (Oosterhesselen)