U zocht voorbeeldzinnen met daarin "langs"
Resultaten 161 - 180 van 251
- schaopekeutel: Neus nao, padtie langs, schaopkeutelies zeuken (Drouwen)
- schaopstreek: Een schaopdrift, dat was het pad, woor de schaopen langs gungen as ze het veld ingungen (Barger Oosterveld)
- scharm: In de winter kwam der een scharm van stro veur de bieste langs (Padhuis)
- schaven: Ik schaafde, ...schuurde der net an langs, het ruuk mij haost (Sleen)
- schildpad: As der een langs gung met een bochel weur der vaak zegd: Wij kriegt regen, de schildpadden kruupt (Hijken)
- schimsel: Ik zag daor net een schimsel veur het glas langs (Sleen)
- schoelen: Ik zag hum langs de hegge schoelen, hij wol gien woord hebben (Coevorden)
- schoelen: Hie schoelde der tegen langs hen veuren (Sleen)
- schóffeln II: Hij schoffelt er langs (Mantinge)
- schonen: Hij kwam langs um de klokken te schonen
- schorem I: Wat löp daor veur schaorem langs de diek? (Padhuis)
- schrien II: Domnie schredt de straot langs (Eext)
- schrien II: Moej hum der ies langs zien schrien (Sleen)
- schroot II: Zie hebt er almaol schroten, ...schroeten, ...schroeties an langs maakt (Sleen)
- schuren: As die hond jeuk hef, schuurt e langs de stoel (Coevorden)
- schuren: Die takken schuurt aal an de muur langs (Gasselte)
- sik: Der giet een sikke langs met een pakkien beschuten onder de steert
- sjiepen: De piepen van de boks, die sjiept an mekaar langs (Odoorn)
- sjoggeln: Hij sjoggelt een paar keer per dag der langs (Padhuis)
- slegel: Een slegel was een platte iezern staaf veur de blienden langs en die weur van binnen met een splitpe (Geesbrug)