U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pas"
Resultaten 161 - 180 van 226
- schelm: Pas mor op veur hum, het is een ondeugende schelm (Nijeveen)
- schobbejak: Pas op veur den schobbejak (Coevorden)
- schoemen: De melk begunt te schoemen. Pas op, aans giet het er over (Odoorn)
- schoemer(d): Pas op veur die schoemerd, mörgen of overmörgen bi'j wat kwiet (Eext)
- schree: pas
- sikkebok: Pas op, aanders maak ik een sikkebokkie van oe
- sistern: Wat sistert dat vleis in de pan. Pas op dat het niet anbraandt (Emmen)
- slag I: Pas op, halverwege zit een slag in de weg (Schoonebeek)
- slatern: Pas toch wat beter op, ie mut niet zo slatern (Noordscheschut)
- slegel: Pas op dat die de slegel van de hakselmesiene nich oet de hand schut (Barger Compascuum)
- slepen: Bietenlaand muj eerst slepen en daornao pas zèeien (Sleen)
- smèer: Pas op, kom niet under het smeer (Anloo)
- smetten I: Pas op, want het smet gauw en het wil haoste niet weer schone (Fluitenberg)
- smiegel: Wat wol ie toch, smiegeltie. Pas mor op, aans za'k je een bien oethotten! (Hooghalen)
- smoegen: Pas op, dat paosvuurtje smoegt nog (Valthermond)
- smoren: Pas op, zo kans die wel smoren (Eelde)
- snötjong: Pas op, snötjong, aans kriej een lier um de oren (Hijken)
- spelde: Pas op, datst het kind nich mit de spelde stekst, ast heur de douk veur dust (Barger Compascuum)
- spraok: Het mot net in de spraok te pas kommen (Eexterveen)
- spuitwater: As ie de knikker in zo'n flessie mit spuitwater onderuut drokten, dan was het flessie pas lös (Geesbrug)