U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rond"
Resultaten 161 - 169 van 169
- vieseln: Hij vieselde rond (Hoogeveen)
- vrumd: Der löp vrömd volk rond (Hijken)
- wasschupskom: De zulvern wasschupskommen, met bossenbomen takkies versierd, gungen rond. Ze wassen met brandewien
- wörmpoet: De runderhorzel, dei vleug rond het vei in de weide. Het vei was er bang veur, dat ze beersden deur (Vries)
- zeupien: De kastelein brocht de zeupies rond (Rolde)
- zulvern: Vrogger gung der op een bruloft een zulvern braandewienskomme rond met een mooie zulvern lepel der i (Beilen)
- zwalken: Hai zwaalkt wat rond (Eexterveen)
- zwarven: Gaot oen goed is ophangen, het zwarft aoveral rond (De Wijk)
- zwierscheuvel: Bij zwierders is het iezer rond (Havelte)