U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vast"
Resultaten 161 - 180 van 193
- vast: Hij zit zo vast as een deur
- vast: Dat is een vast pèerd, ...een vaste koe
- vast: Hij is goed vast in de kop
- vast: Ik gao vast vort, kom mie man nao (Barger Oosterveld)
- vast: Ik doe vast een beetien selderij in de soep (Broekhuizen)
- vast: Dat is vast vleis (Sleen)
- vast: Ik har vast dacht dat dei veur mekaar bestemd waren (Barger Oosterveld)
- vast: Ik weit vast, dat er nog eine komp (Barger Compascuum)
- vast: Wij kriegt vast aander weer (Emmen)
- vast: Vast-
- vastklibben: Wat lillijk goed, het klibt je aal an de handen vast (Stieltjeskanaal)
- vaststaon: Het stiet al vast dat het reisien deurgiet (Zwiggelte)
- vaststaon: Het peerd dat stönd vast an het hek (Gieterveen)
- vaststellen: Wij hebt de daotum vast esteld (Wapserveen)
- vastzetten: Ik heb het in de gauwigheid maar mit een paar steken vast ezet (Meppel)
- vastzitten: Hie zat vast in de modder (Oosterhesselen)
- vastzitten: Zit vast
- vastzitten: Wat zit die spieker vast (Klazienaveen)
- vastzitten: Der is weer iene geboren; wij zit weer an een wegge vast
- verroppen: Ik bleef vast an het prikkeldraod zitten en heb de hele bokse verropt