U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vent"
Resultaten 161 - 180 van 258
- onoetstaonbaar: Die vent, die is onoetstaonbaor, daor wil ik niet weer met oet (Buinen)
- ontiegelijk: Wat kan die vent ontiegelijk deurdrammen (Coevorden)
- onwèerdig: Die vent is det maain onweerdig (Ruinen)
- ooglijk: Het is wel een ooglijke vent (Hoogeveen)
- opdossen: Wat is die vent weer raor opdost (Roden)
- oplazern: Laot die vent oplazern met zien praoties (Beilen)
- oplazern: Lazer op, vent! (Zwinderen)
- pampus: Die vent kreeg een klap; hij lag in ien keere veur pampus (Hooghalen)
- papkar: Hij vent met de papkarre (Mantinge)
- parg: Een parg van een vent, een uutzoeger. Het is volgens oens een Jeuds scheldwoord (Zuidwolde)
- pee: Ik heb de pee in op die vent
- pèens: Die vent hef een pens, het is niet mooi meer (Meppel)
- peiger II: Die vent zop as een ketter; lig 's aovends um 8 ure alweer veur peiger (Uffelte)
- pest: An die vent hej ok gien pest (Barger Oosterveld)
- piegum I: Een piegum is een vervelende, aanstellerige vent
- plun I: Een plunnies is een eerlijke vent, dei kattekwaod oethooldt (Roswinkel)
- pompblad: Die vent zit op zien motorfietse as een kikker op een plompeblad (Koekange)
- pongel: Dat is zo'n pongel van een vent, die kan flink wat op (Hollandscheveld)
- pörrel: Een vervelende pörrel van een vent (Roderwolde)
- pruttelig: Wat is det toch een pruttelige vent, hij hef altied wat te zeuren (Broekhuizen)