U zocht voorbeeldzinnen met daarin "volk"
Resultaten 161 - 180 van 292
- opzetten: Het volk kwam in drommen opzetten (Gasselte)
- opzetten: Ankriegen volk, opgezet is geneugd
- opzwepen: In de oorlog hebt ze in Duutsland het volk geweldig opzweept (Nieuw Schoonebeek)
- overkriegen: Freerk har het overkregen van zien volk
- overlieden: Nao het overlieden van zien volk is e hen het westen trökken (Eext)
- overnachten: Bij dat volk, daor kuj best overnachten (Buinen)
- palderaksie: Het is van het minste volk; allemaol palleraksie (Drouwen)
- piloos: Doe die pilose boks toch even oet, der komp zo volk (Padhuis)
- pisbosschup: Die is zo neisgierig! As die wet da'k volk hebbe, mak ze een pisbosschoppie um te kieken, wie der is (Ruinerwold)
- plaggen: Oenze volk is in het veld an het plaggen (Dwingelo)
- plezierwagen: Een plezierwaogen is bij oes een waogen met een koppel volk erop (Drouwen)
- ploeg II: Ze hadden een beste ploeg volk an het krabben (Erica)
- ploeg II: As het aovend wordt, geeit er een heeil plooug volk hen hoes (Eext)
- poepfles: De familie kreeg mit neijaor een goeie borrel. Het lopende volk kreeg ein oet de poepfles (Nieuw Schoonebeek)
- pramesjouwer: Pramesjouwers gungen mit een paar man in de liende. Hoe meer volk, hoe gauwer het gunk (Geesbrug)
- priezen I: Ik zal je priezen in alle kerken, waor gien volk in is
- proot: Der komp volk an, der is proot achter het hoes (Sleen)
- rabat: Der was veul volk op het rabat
- rapallie: Bemui je niet te veul met dat volk, want het is repallie (Stieltjeskanaal)
- redelijk: Der was redelijk veul volk (Eexterveen)