U zocht voorbeeldzinnen met daarin "weer"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 161 - 180 van 500
- benieveln: Hie hef mij weer ies benieveld (Padhuis)
- bepaold: Ik kan niet bepaold zeggen, dat het mooi weer is (Sleen)
- bepinkstern: Non heb ik je net schoon goed andaon en non hej je weer bepinksterd (Stieltjeskanaal)
- berappen: Je kunt wel wat weer kriegen, mor dan moej mij eerst het aander even berappen (Balloo)
- berucht: Nao die beruchte störm bin ik der nog wal ies weer west
- besjoer: Nou, besjoer, hè, ik kom gauw wal een keer weer (Barger Oosterveld)
- besmelten: De snei begunt al weer te besmelten (Balloo)
- besmoddern: Ik heb het straotien net schrobd. Besmod mij het no niet weer (Stieltjeskanaal)
- besmoddern: Wat bi'j weer an het smodden, ij hebt je hielmaol besmot (Sleen)
- besmoezen: Heb ie oe weer laoten besmoezen (Ruinerwold)
- bespreken: Wij hebt de vakantie al weer bespreuken (Hoogeveen)
- bestaens: Het is bestaens weer (Diever)
- bestaon III: Dit weer, dat kan zo niet bestaon, alles verdreugt (Klazienaveen)
- besteen: Ik heb mij weer veur een jaor besteed bij die boer (Diever)
- bestelling: De bestelling was weer een dag to late
- bestendig: Het is bestendig weer (Nieuw Dordrecht)
- beter: Het weer wordt er niet beter op (Roderwolde)
- beter: Ik was zeik, maor bun noe weer beter (Barger Oosterveld)
- beus: Het is beus weer
- beweiden: Een niet te dure koe kopen, wat anvoeren of beweiden en dan met een zute winst weer verkopen (Smilde)