U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 161 - 180 van 376
- kneep: Dat wicht hef het haor te lang, het hef het in de kneep hangen (Oosterhesselen)
- knipogen: Hij döt niks as knipogen tegen dat wicht (Barger Oosterveld)
- knipoog: Het wicht gaf mij 'n knipoogien en doe was het zowat veur mekaar (Sleen)
- koppeln: Zie hebt die jong an dat wicht koppeld (Sleen)
- kört II: Most dat wicht wel kört holden (Valthermond)
- krèeierd: Dat wicht is zo'n krèeierd, ij kunt hum der aaid bovenoet heuren (Stieltjeskanaal)
- krimmeneligien: Dat wicht van oes is zo kleinzèrig, een krimmeneligien (Emmen)
- krioelig: Fijn, dat dat wicht zo krioulig is (Norg)
- krulhaor: Wat hef dat wicht mooi krulhaor (Sleen)
- krullen: Dat haor van dat wicht wil niet krullen (Balloo)
- kruus I: Dat wicht is een kruus veur die olders (Emmen)
- kwets: wicht II
- lakke: (...) en zul ik mij ok nog krom en lam sjouwen, um zo'n grote lakke van een wicht lekker te laoten e
- leepogen: Wat scheelt der an, wicht, ie hebt jao zukke leepogen, ie kunden jao wal beuld hebben (Hijken)
- lef: Dat wicht har een hoop lef an de kont hangen
- lellebel: Dat wicht? Een grote lellebel (Erica)
- licht II: Wat hef dat wicht lichte ogen (Padhuis)
- lichtgevulig: Dat wicht is aordig lichtgevulig, daor muj niet teveel tegen zeggen (Nieuw Dordrecht)
- liedensgèern: Hij much dat wicht liedensgèern (Hijken)
- lien III: Ik mag dat wicht geern lieden (Rolde)