U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zeg"
Resultaten 161 - 180 van 195
- stront: Spaar, spaar, zeg de kraaie, maar zelf pikt ie stront (Hoogeveen)
- strubben: Bij oes in de strubben staot van die planten, daor zeg wij mot met biggen tegen (Schoonlo)
- sukerklont: Dat kind zeg precies woor of de sukkerklonnies bleven bint (Eexterveen)
- temig: Wat e zeg is niet slecht, maar hij prat zo temig (Nieuw Amsterdam)
- tik II: Tik, tik, zeg de klok (Emmen)
- toezeggen: Ik zeg je toe, dat ik metkom (Sleen)
- trouwen: Aj een Griet of Trien trouwd hebben, heuj gien hond anschaffen, zeg mien man (Norg)
- vaokstied: Vaoktieds zeg hie hetzelfde (Schoonlo)
- vastigheid: Hie hef leeiver vastigheid; aal dat lösse is niks, zo zeg e (Eext)
- vermeerderingsbedrief: As een gezin ieder jaor een kleine krig, zeg wij wal ies: Die hebt een vermeerderingsbedrief (Zwinderen)
- verzegeln: Die brief mut verzegeld worden, zeg de notaris (Zwinderen)
- verzeugen: Van een eelsk wicht zeg wij: dat is een verzeugd ding (Gasselte)
- vetlobbig: Mien vrouwe kik het raam uut en zeg: wat is het toch vetlobbig weer (Nijeveen)
- vort II: Vort zeg ij tegen een pèerd (Stieltjeskanaal)
- waormaken: Die zeg ok mèer as e waormaken kan (Valthe)
- wat V: Doe most doun, wat ik die zeg (Barger Compascuum)
- weerachtig: As ter te veule suker in de koffie zit, wordt er zeg: dat is gruwelijk weers, ...weerachtig (Barger Compascuum)
- weg II: Ik zeg: weg met dei rommel! (Eelde)
- wichtergenaode: Bij wichtergenade kneep een wicht iene in de nak en zee: Genade, sucade, citroen (zeg:) Ik zal het n (Padhuis)
- wichtergenaode: As twei jonges vechten, zeg de ein tegen de aander: Zeg wichtergenaode, dan za'k joe löslaoten (Norg)