U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zit"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 161 - 180 van 500
- boomtak: An het ende van de boomtakke zit een holtdoevennust (Havelte)
- boot I: Nou zit ik mooi in de boot
- boot I: Hij zit er met in de boot
- borduurduus: Het gaoren zit in de borduurduus (Zweelo)
- borreln: Door zit dei kerels weer mit 'n kannerk te borreln (Barger Oosterveld)
- bos III: Veur de asse zit de doppe of bosse. Deur de bosse en asse stek de luunze (Zuidwolde)
- bossem: Der zit een bossem an de deur (Sleen)
- bötte: Wat een butte, der zit ja gien fetsoen in (Hoogeveen)
- boven: Hij zit van onder tot boven onder de modder (Coevorden)
- breker: De brekers zit in de meulen (Klazienaveen)
- breuk: Der zit een breuk in de disselboom (Elim)
- briek: Wat zit ij briek in de stoel (Sleen)
- bröds: Het aol wief is bröds, ze zit de heile dag op stoul (Roderwolde)
- broedhen: Op weg naor de broed zit naost de broegom de broedhen (Padhuis)
- broedopeiser: Wilm zit met zien nichien Jobkien as bruudhen in de eerste waag' met zien aolden en met zien kammera
- broekbaar: Dat muj niet weggooien, der zit nog wal broekbaar spul, ...wat broekbaars tuschen (Sleen)
- brokkerig I: De törf is zo brokkerig, der zit zowat gien heile in (Barger Oosterveld)
- brommer(d): Der zit een brommer aachter het gerdien (Dwingelo)
- brood I: Der zit wal brood in, mor ik heb er liever stoet bij
- bruibult: Een bruibult is een bult rommel, waor toenofval en blad en zukswat in zit (Eext)