U zocht voorbeeldzinnen met daarin "Drenthe"
Resultaten 1 - 17 van 17
- antrekkelijk: en oes neie Drenthe antrekkelk maken veur de lu van boeten Drenthe
- bedrieten: De aolde meinsen, die zeden: Ie moet altied good mes op het laand doon, want aj Drenthe niet bedriet
- geboortestreek: Het zuudwesten van Drenthe is mien geboortestreek (Vledder)
- gemienschupszin: Over het algemeen is er in Drenthe nog al wat gemeenschapszin (Beilen)
- geven: Klaai gef 't hier in Drenthe nich (Barger Oosterveld)
- goldmien: Stront is de goldmien veur Drenthe (Fluitenberg)
- grondsoort: In Drenthe hej nogal wat verschillende grondsoorten (Zwinderen)
- grootgrondbezitter: Grootgrondbezitters zit er mèer in Grönning as in Drenthe (Sleen)
- klei: Klei hebbe wij in hier in Drenthe niet (Ruinen)
- noordelijk: In het noordelijk diel van Drenthe wördt hiel aans sprökken (Padhuis)
- op II: Hij woont op Drenthe
- rok I: Mien opa heette Wieger, dus het weurd een Wiechertje. 'In de rok vernuumd' zegt ze hier in Drenthe
- toer: Wij hebt een mooi toer emaakt deur Drenthe (Ruinerwold)
- umtrent: Mien achternicht wil neit leuven dat er in Drenthe omtrent gien törf meer is (Peize)
- umzwarven: Ik heb meerderwegens in Drenthe al wat omzwörven (Vries)
- veenvolk: Der waren niet veul van Drenthe, het was meist veenvolk (Barger Oosterveld)
- zwarfkei: In Drenthe bint veul zwarfkeien (Schoonebeek)