U zocht voorbeeldzinnen met daarin "Engels"
Resultaten 1 - 14 van 14
- Engels I: Dat hij zo goud Engels kan, komp umdat e joren in Engeland woond hef (Barger Compascuum)
- Engels II: Een Engels hemd is een boezeroen vèur de zundag (Dwingelo)
- Engels II: Engels grös
- Engels II: Een Engels ledikant
- Engels II: Een Engels hek is een wring met drei verticale latten (Roderwolde)
- Engels II: Engels rood
- Engels II: Die kou moet Engels zolt hebben (Een)
- Engels II: Engels drop (Oosterhesselen)
- oetspraok: De uutspraok van het Engels lat te wensen over
- span I: Een Engels span is een vos met een schimmel (Sleen)
- vos: Een Engels span pèerden is een vos en een schimmel (Westerbork)
- zaodpluum: Wij vreugen an kinder: Kun ie wal Engels breien?. As ze dan zeden: nee, dan zöchten wij twee stenge (Beilen)
- zenegroen: Zennebla kokken met Engels zolt en pepermunt, dat was goed tegen verstopping bij koe en zwien (Padhuis)
- zolt I: IJ moet die koe mar Engels zolt ingeven