U zocht voorbeeldzinnen met daarin "aans"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- aans: Ik was aans wel even kommen, maor ik kun neit (Vries)
- aans: Wij weet niet aans, of hij geet trouwen (Beilen)
- aans: Het is aans wal 'n klaore kerel, mar hij drinkt nogal
- aans: Ik heb dat argens aans ok wal ies zien (Oosterhesselen)
- aans: Het smaokt nich best, man het is nich aans (Roswinkel)
- aans: Het is goed spul, dat is niet aans
- achteran: Hej genog eten had, aans muj nog wal een brukkie achteran hebben (Beilen)
- achterbuurt: Det achterbuurtien, daor woont niet aans as hakmak, wat minder soort volk (Koekange)
- achteroet II: Dat voor zaod moej wat inkörten, aans zakt e je achteroet (Borger)
- achterof: Van achterof bekeken, had het wel hiel aans ekund (Zuidwolde)
- adellijk: Die haze mut eerst aodellijk worden, aans is hij niet lekker (Zuidwolde)
- afijn: Afijn, het is niet aans (Sleen)
- akosies: Wij moet akosies maken, aans kow te late
- alstaodig: Alstaodig an is het aans eworden (Wapse)
- altied: Het zal aaid wel wat later worden as aans
- anbouwen: IJ moet wat anbouwen, aans bi'j veur de winter niet klaor (Sleen)
- aneggen: IJ moet wat aneggen, aans kriew de rogge der niet mèer in (Sleen)
- aneggen: Non moej dat hookie nog even aneggen, aans lig het er zo rommelig bij (Hijken)
- angapen: Hie hef aans niks daon as je angaopen (Eext)
- anhandeln: Non moej wat anhandeln, aans kriej gien èende met je beiden (Zweelo)