U zocht voorbeeldzinnen met daarin "achter"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- abrammegie: Dat is der maor een mal abrammegie achter an (Smilde)
- achter I: Hij hef de wind van achter
- achter I: Haal mij stoffer en blik even van achter (Zuidwolde)
- achter I: Disse deur kuj niet in, ij moet achter wezen (Sleen)
- achter I: Ik bin achter oetkommen
- achter I: Wij hebt de zwienhokken achter in het hoes (Wijster)
- achter I: Achter op het dak is nog een minne stee (Wapserveen)
- achter I: Dei klokke is achter (Barger Compascuum)
- achter I: geet achter (Hijken)
- achter I: Hie luip achter in de riegel (Emmer Compascuum)
- achter I: De buren zult wal weer achter wezen met konterbutsie betalen (Weiteveen)
- achter I: Vroeger waren de mensen oet een dörp achter bij de stadsmensen (Borger)
- achter I: Dat kind zal net as de andern ok wal achter wezen
- achter I: *Wat e veur häf, dat häf e nich achter
- achter I: Ie kiekt er wal achter, maor nooit in (Gieterveen)
- achter I: Van achter kiek ie de ko in het gat
- achteran: Hie wil achter knollen an
- achteran: Hij wol die kaste hebben, hij hef der wat achter an lopen (Beilen)
- achterblieven: Aj wat harder loopt bliej ok niet achter (Sleen)
- achtergang: (achter)banne