U zocht voorbeeldzinnen met daarin "achterrad"
Resultaten 1 - 8 van 8
- achterrad I: Van het achterrad van oenze wagen is de hoepe of elopen (Havelte)
- achterrad I: Ik kreeg een èende pakdraod in het achterrad van de fietse (Barger Compascuum)
- achterrad I: Ze hebt hum weinig in de reken, het is het achterrad van de wagen (Hijken)
- froebels: Het achterrad zat glad in de froebels doe der een dikke paol op völ (Pesse)
- pakdraod: Ik har een stuk pakdraod in het achterrad (Anloo)
- schuren: Mien fietse schoert zo, ik geleuve dat het achterrad anlöp (Broekhuizen)
- umleggen: Leg er man een neie baand um um dat achterrad (Barger Oosterveld)
- velgstuk: Een achterrad hef veertien spieken en zeuven velgstukken en een veurrad twaalf spieken en zes velgst (Zuidwolde)