U zocht voorbeeldzinnen met daarin "anbranden"
Resultaten 1 - 3 van 3
- anbranden: Jan en Geesien hebt de zaak mooi anbranden laoten
- braanderig: Het ruk hier branderig. Hej het eten anbranden laoten (Roderwolde)
- water: Hij kin neit koken, hij laot het waoter nog anbranden (Emmer Erfscheidenveen)