U zocht voorbeeldzinnen met daarin "angeven"
Resultaten 1 - 18 van 18
- angeven: Wi'j mij de flesse èven angeven? (Broekhuizen)
- angeven: Kun ie dit èven bij oeze volk angeven? (Ruinerwold)
- angeven: Aj wat verleuren hebt, kuj het angeven (Wapse)
- angeven: hen angeven
- angeven: Een zwien angeven veur het slachten (Schoonebeek)
- angeven: De hond angeven
- angeven: Hij het het wel angeven bij de politie (Eelde)
- angeven: As het scheuvelies is meuj oe angeven (Ruinen)
- handig: IJ moet er op reken dat e je angeven zal en dan zuj de plietsie handig veur je deur staon hebben (Eext)
- naodern II: De kommies naoderde de kou, omdat e te leeg angeven was (Roderwolde)
- naodern II: Der wuurd 5% boven de angeven pries betaald (Schoonebeek)
- naosten: Aj vrogger een kou slaachten wollen, dan muzzen ie de weerde angeven en as de commiezen kwammen te k (Eexterveen)
- nummerpaol: De vakken in het bos waren angeven deur een nummerpaoltien (Borger)
- pèerdepoot: Een andiel in een weide wör wel angeven deur een bepaold aantal peerdepoten (Wapserveen)
- rits II: Vroeger in het heideveld waren de scheidings angeven deur een rits (Ekehaar)
- singel: As misbedeinder mussen wie de pastoor de singel angeven (Barger Oosterveld)
- steek: een steek angeven
- zichtlat I: Een zichtplaanke worde gebruukt bij het angeven van de waterpaslijn (Hoogeveen)