U zocht voorbeeldzinnen met daarin "anhèuren"
Resultaten 1 - 3 van 3
- anhèuren: Buurvrouw is ziek, ik gao even hen anhèuren (Weerdinge)
- klaagtoon: Gao der mor niet hen, dan moej die klaagtonen ok weer anhèuren (Sleen)
- proot: Hij hef altied verleuren proot, het is het anhèuren niet weerd