U zocht voorbeeldzinnen met daarin "anhaald"
Resultaten 1 - 8 van 8
- anhaald: met wat anhaald wezen
- anhaald: Aj een keer mit dat knopkruud anhaald bint, raak ie het haost niet meer kwiet (Coevorden)
- anhalen: Zie hebt dat touw aordig stief anhaald (Nieuw Schoonebeek)
- anhalen: Door hast die wat anhaald; wast doe dat man weer kwiet (Barger Compascuum)
- anhalen: Willem en Jaantien hebt mij net anhaald (Sleen)
- anhalen: Zie hebt het nog wal even anhaald, mor wieder is der niks over zegd (Sleen)
- anhalen: anhaald
- tooi: De tooi möt wat beter anhaald worden (Sleen)