U zocht voorbeeldzinnen met daarin "anhalen"
Resultaten 1 - 19 van 19
- achterholdend: IJ moet dat kind wat anhalen, het is nog wat achterholdend (Sleen)
- anhaald: anhalen
- anhalen: Do mos nog even de wezeboom een bettien anhalen (Padhuis)
- anhalen: As de tieden minder wordt, mow de broekrieme maar wat anhalen (Ruinerwold)
- anhalen: ... ie mussen ieder keer anhalen um het er of te kriegen (Barger Oosterveld)
- anhalen: Die haver die zal nog wal anhalen, as het goed wèer wordt (Emmen)
- boekriem: Hij mot de boekreime wal even anhalen, anders redt hij het nich
- delorig: Die jongen bint zo dielorig, die kuj niet anhalen (Zuidwolde)
- drieftol: De drieftolle wörde in de grond ezet, touwgien der umme en dan anhalen tut de tolle drèeide en dan (Koekange)
- gememel: Gememel is hier: al weer van achter af an een vertel anhalen, daj der misselijk van wördt (Havelte)
- gezelschap: Ik kan je mörgen wal anhalen hen 't mark, dan kuw mooi gezelschup an 'nkander hebben underweg (Sleen)
- gordelriem: De gördelrieme van het ienspan nog wat anhalen
- klos: Ie moet de klosse niet vergeten, aans kunj de repe niet anhalen
- rompslomp: IJ moet je niet nog mèer rompslomp anhalen, wij hebt het drok genog (Sleen)
- smachtreime: Ik krieg vort nog nich wat te eten, ik zal de smachtreime maar wat anhalen (Barger Compascuum)
- veter: Veters anhalen is: de broekriem anhalen (Zwiggelte)
- vrijpostig: Deink er umme daj die kinder niet te veule moet anhalen, ze bint nogal vrijpostig (Beilen)
- zwad: Een zwad kuj keren, anhalen en umkeren en ij kunt oet het zwad strèeien (Sleen)
- zwad: Een nei zwad anhalen