U zocht voorbeeldzinnen met daarin "anrekken"
Resultaten 1 - 5 van 5
- anrekken: Kuj mij die stoel wel anrekken? (Hoogeveen)
- anrieken: anrekken
- ofwrieven: Woj mij even die doek anrekken, ik moet even het glas ofvrieven (Nieuw Dordrecht)
- wiebelig: Je staon daor zo wiebel op de trappe; za'k joe de spullen even anrekken? (Smilde)
- zoltpot: Wi'j mij de zoltpot èven anrekken? (Hoogeveen)