U zocht voorbeeldzinnen met daarin "anscheiden"
Resultaten 1 - 4 van 4
- anscheiden: Zie hadden der een stuk grond bij anscheiden (Oosterhesselen)
- anscheiden: Je kunt dat stuk wel bij dat van jou anscheiden (Balloo)
- anscheiden: Dat perceel is aordig groter worden deurdat er een hoouk bij anscheiden is van de boerschup (Anderen)
- boerschup: Dat perceel is aordig groter worden, deurdat er een houk bij anscheiden is van de boerschup (Anderen)