U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ansteken"
Resultaten 1 - 7 van 7
- ansteken: Kom, laot mij even de piep ansteken (Zeyen)
- ansteken: Het eerste is, 's morgens het vuur ansteken (Schoonlo)
- anstukkend: ansteken
- gek I: Ik laot mie nich langer de gek ansteken (Barger Compascuum)
- misbedeinder: De misbedeinder mus veur de karke de keersen ansteken (Barger Oosterveld)
- tegenbraanden: Tegenbranden is van de aander kaant ansteken (Norg)
- windkaant: IJ moet het stro bij het paosvuur an de windkaant leggen en daor ansteken (Sleen)