U zocht voorbeeldzinnen met daarin "antal"
Resultaten 1 - 5 van 5
- antal: Nou, ie kompt mor met de hele meute heur, het komp op het antal niet an (Hijken)
- baggel II: Wai hebben gister bagel kregen, mor mai dunkt, ik heb het antal neit (Roderwolde)
- tjoeken I: As mit het tjoeken een èven antal knikkers buten het koelegien is, hej het verleuren (Broekhuizen)
- vermèerdern: Het antal waarklozen vermeerdert nog van dag tot dag (Roderwolde)
- vermindern: Het antal boeren vermindert aordig (Oosterhesselen)