U zocht voorbeeldzinnen met daarin "anzegger"
Resultaten 1 - 3 van 3
- anzegger: De anzegger lop ok in het looug; wel zul der overleden wezen? (Anderen)
- anzegger: Klein Dörkien is anzegger van de groeve (Havelte)
- anzegger: De draogers drugen de liekkist en de anzegger luup naost de wagen (Valthe)