U zocht voorbeeldzinnen met daarin "appelhof"
Resultaten 1 - 7 van 7
- appelhof: De domnee en de dokter hadden een appelhof (Sleen)
- bèenzeln: Hij kwam die kwaojongen aover het mat in zien appelhof en doe hef hij ze deruut bèenzeld (Hoogeveen)
- bentern: De kwajonges wuurden oet de appelhof benterd (Padhuis)
- blui: De hele appelhof steet in de bleui (Diever)
- glinte: Ze hadden een mooie glinte um de appelhof (Hoogeveen)
- ofvreen: Ze mut de appelhof wel èven ofvrèen (Broekhuizen)
- stiekeldoorn II: Een stiekeldoorn hege was vrogger um de appelhof hen (Wapserveen)