U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bölken"
Resultaten 1 - 7 van 7
- baolken: bölken
- bölken: As de koene gien water hebt, begunt ze direct te bölken (Padhuis)
- bölken: Zij harren een beste snee in het oor en lèupen wat langs de straote te bölken (Hoogeveen)
- bölken: Nuum ie dat zingen, dat is bölken (Zuidwolde)
- bölken: Zit toch niet zo onfatsoenlijk te bölken (Hollandscheveld)
- bölken: Hij hef hum zo dik eten, hij döt niks as bölken (Mantinge)
- bölken: Hol toch op te bölken, jong (Een)