U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bössel"
Resultaten 1 - 5 van 5
- bössel: De was weur eerder daon met een bössel (Borger)
- bössel: Die hef iene hen bössel binden
- bössel: Die dekselse bössel hef alweer bij de kookies zeten (Balloo)
- bössel: Ik was nog mar zo'n bössel, toen ik bij mien groffa op vesiede gung (Zuidwolde)
- pottenbössel: De pot(ten)bössel lig in de geutstien (Sleen)