U zocht voorbeeldzinnen met daarin "baandiezer"
Resultaten 1 - 9 van 9
- baandiezer: Wij hebt een neie zwienebak, mor der mot nog een baandiezer op (Balloo)
- kaorplaank: Het baandiezer van de kaorplaanken (Grolloo)
- mesbak: Aj de mesbak goed holden wilt, muj hum mit baandiezer beslaon (Ruinerwold)
- polderplaanke: De polderplaanken waren beslagen mit baandiezer (Hoogeveen)
- smeedwark: Ik heb een stukkie smeedwark maakt van baandiezer (Zwiggelte)
- voorbak: Even een nei baandiezer um de voerbak maken (Coevorden)
- wagenledder: Hij meuk nei baandiezer op de wagenledders (Mantinge)
- wasbaolie: Het baandiezer van oeze wasbaolie is kapot (Beilen)
- wupkarrad: Dat wupkarrad is haost klaor; der mot nog even een baandiezer um (Exlo)