U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bakken"
Resultaten 1 - 20 van 62
- anleggen: Aj wilt bakken dan muj het fernuus anleggen (Hoogeveen)
- appeltaart: Mien vrouw hef veur de vesiede een appeltoorde bakken (Valthermussel)
- bak I: Gooi de bakken even veur de koenen (Sleen)
- bak I: De regen vul bij bakken uut de lucht (Coevorden)
- bakken I: Wat hest doe dikke bakken (Nieuw Schoonebeek)
- bakken II: Hij lig in de zun te bakken (Hijken)
- bakken II: In zien vrije tied döt hij niks as potten bakken (Sleen)
- bakken II: haandtien bakken
- bakmeel: Het bakmeel was op en toen kun ik niet bakken (Emmen)
- baksel I: Het baksel veur knieperties mot eigenlijk een nacht overstaon, dan wil het beter bakken (Beilen)
- baksel I: Bij knieperties bakken wil het eerste baksel wel vake een misbaksel wèzen (Broekhuizen)
- bakwangen: bakken I
- balbuisie: Veur ballebuisies bakken moej een panne hebben mit koelegies in de bodem (Diever)
- balbuisiespanne: mèensen, die het euliekrappen bakken mar niet leren kunden; die haren een balbuisiespanne mit vief
- bereursel: Ik wil pannekoeken bakken, ik heb het bereursel al klaor (Stuifzand)
- boeheer: Allend een bouwheer kan een bouwherenpannekouke bakken (Nieuw Schoonebeek)
- breken: Veur roggebrood bakken mus de mulder het koren breken (Barger Oosterveld)
- broodtien: Zute broodties bakken helpt niet mèer (Sleen)
- driegen: Dieg um stoet te bakken mot driegen (Emmen)
- gelooid: Krentestoete bakken, ja, daor is zij goed gelooid ien