U zocht voorbeeldzinnen met daarin "baksel"
Resultaten 1 - 8 van 8
- baksel I: Het baksel veur knieperties mot eigenlijk een nacht overstaon, dan wil het beter bakken (Beilen)
- baksel I: Het gebeurt wel ies dat er een hiel baksel verbraandt (Hollandscheveld)
- baksel I: Bij knieperties bakken wil het eerste baksel wel vake een misbaksel wèzen (Broekhuizen)
- baksel I: Ie kunt wel zeen dat die emmer veule bruukt is, want daor zat hiel wat baksel in (Dwingelo)
- baksel I: Ie bint ok een raor baksel (Sleen)
- baksel II: baksel
- bakseln: baksel
- kneupken: baksel