U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bar"
Resultaten 1 - 20 van 36
- bagge: Het is bar warm, het is zuver bagge (Anderen)
- bar: Ze hebt het wel een beetie bar maokt gisteraovend (Vries)
- bar: Wat is het min weer niet? Jao bar (Gasselte)
- barometer: De barometer stait ok bar leeg (Barger Oosterveld)
- barrebiester: Het was bar en biester, zoas het er um weg gung (Oosterhesselen)
- barrebiester: Het is bar(re)biester weer (Sleen)
- bossig: In die streek is het bar bossig (Oosterhesselen)
- dor I: Op het heden is het overal bar dor en dreug (Oosterhesselen)
- erkentelijk: Hij was oes der bar erkentelijk veur, dat wij hum hölpen hadden (Sleen)
- geknap: Dat geknap met old en nei is bar gevaorlijk, ieder jaor komt er ongelukken van (Odoorn)
- gewillig: Die jong is bar gewillig, die wil alles wal veur je doen (Sleen)
- goochem: Dat is niet bar goochem van hum dat e de biggen zo goedkoop verkoft hef (Sleen)
- hingsten: Die vent was ook weer in de bar, hai leup de haile tied tussen de vrouwlu te hengsten (Valthermond)
- hobbelig: Een straot met kinderkoppies is bar hobbelig (Oosterhesselen)
- indreugen: De haver is bar slof, die zal wal aordig indreugen
- innummen: bar met innummen (Anderen)
- kinnebak: De kinnebakken van het zwien waren bar vet (Oosterhesselen)
- komiek I: Die vent dat is zo'n mooie komiek, die kan bar mooi oet de hoek kommen (Oosterhesselen)
- kommen: Hij is bar zeek west, maor nou is e der toch al wèer aordig tegenop kommen (Hijken)
- metaol: Het is bar slecht in de metaol (Exlo)