U zocht voorbeeldzinnen met daarin "barm"
Resultaten 1 - 5 van 5
- barm II: Ik har te veul op de kaor, non is mij ien barm breuken (Sleen)
- begruien: De barm van de weg begreuit al mooi (Ruinerwold)
- heuiwupper: In de barm, in het laank en dreuge grös, haj altied een bende heuiwuppers (Hoogeveen)
- opmèeien: Wij gaot de barm wat opmeeien (Zuidwolde)
- wieldop: Er lag een wieldoppe in de barm (Ruinerwold)