U zocht voorbeeldzinnen met daarin "beddegoed"
Resultaten 1 - 5 van 5
- beddegoed: Het is goed weer, wij brengt het beddegoed hen boeten (Sleen)
- flodder I: Hier en daor laggen wat flodders van beddegoed (Hoogeveen)
- linnen I: Undergoed en beddegoed weur vroeger van linnen maakt (Emmen)
- muf: Wij moet dat beddegoed mar ies luchten, het ruukt zo muf (Oosterhesselen)
- roppen: En nou van det bedde of te roppen, ik holde gien beddegoed aover (Ruinerwold)