U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bedekken"
Resultaten 1 - 8 van 8
- anheuisel: Dat anheuisel kunj mooi gebroeken veur het bedekken van de eerpels (Hijken)
- bedekken: Het kan wel vreizen vannaacht; ik gao de eerpels nog even bedekken (Roderwolde)
- biendstermouw: Um de blote arms te bedekken, drugen de vrouwlu vroeger biendstermouwen (Emmen)
- ofnimmen: Dit ofnemen en bedekken van het veen was daorum een van de veurnaomste winterwerkzaomheden
- schaamte: Ze hebt tegenwoordig zukke körte rokkies an, dat ze heur schaamte haost niet bedekken kunt (Borger)
- törfwissel: De turfwissel of bulte een beetien bedekken mit plaggen of ruugte (Havelte)
- winterbult: Bij wintermieten gungen ze de kopeinden bedekken (Beilen)
- zommerbult: Bij wintermieten gungen ze de kopeinden bedekken; bij zommermieten was dat niet neudig, want die weu (Beilen)