U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bedrag"
Resultaten 1 - 12 van 12
- anroepen: De paander rup het bedrag an, woor het op inzet is
- bedrag: Het volle bedrag betalen en schoon geld beuren
- ingangsborrel: (...) eerst een ingang graven. Als de week om was kwam de baas en vroeg: hoeveel geld? Het bedrag da (Weiteveen)
- legeteren: De beron legeteerde zien huusholdster mit een bedrag det genog was om stille van te lèven (Meppel)
- nul I: Een bedrag mit een heleboel nullegies (Hollandscheveld)
- ofkörting: Dat is een mooie ofkörting op het hiele bedrag (Stieltjeskanaal)
- optellen: Aj an het optellen gaot, valt het bedrag je miestal tegen (Odoorn)
- opteren I: Dat bedrag is al aordig opteerd (Hooghalen)
- rond I: Hij kreeg een rond bedrag (Emmen)
- tegenvallen: Het bedrag vul niet tegen (Fluitenberg)
- verrenten: Hie mot aal jaor nogal een dik bedrag verrenten (Eext)
- voorgeld: Der geeit jaorlijks een heeil bedrag an voorgeld vort (Eext)