U zocht voorbeeldzinnen met daarin "begapen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- begapen: De heile dag begapen ze de lu vanachter de gerdienen (Barger Compascuum)
- begapen: In de stad hebt de meinsen de gerdienen zo wied lös daj ze vanof de straot mooi begapen kunt (Hijken)
- begapen: Zo'n dikke appel kun ie niet begapen
- begapen: Hij kun 't haoste niet begapen