U zocht voorbeeldzinnen met daarin "begooien"
Resultaten 1 - 6 van 6
- begooien: Dat is te wied weg, det kuj niet begooien (Pesse)
- begooien: Bij het rogge zèeien moej de daarde gang begooien
- begooien: As ie te roem loopt, kuj het eerste nich begooien (Barger Oosterveld)
- briedwarpig: Hie zèeide niet briedwarpig genog en kun de darde gang niet begooien (Emmen)
- smieten: Ik moe zo'n einde met die garms smieten, ik kan het haost niet meer begooien (Stieltjeskanaal)
- streperig: Aj niet strepig zèeien wilt, moej de daarde gang begooien (Nieuw Dordrecht)