U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bekken"
Resultaten 1 - 5 van 5
- bekken I: Een bekken
- bekken I: Hij hef het bekken breuken (Hooghalen)
- bekken II: Hij wol heur op de hoed, maor het is bij bekken ebleven (Zuidwolde)
- bekken II: Kukens bekken (Sleen)
- koe I: De koenen vrèet mit vief bekken