U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bekommen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- bekommen: Dat eten kan je slecht bekommen (Grolloo)
- bekommen: Hij gung hen 't feest, mar het is hum slecht bekommen (Barger Oosterveld)
- bekommen: Wat is die busreis mij slecht bekommen (Oosterhesselen)
- bekommen: Ik bin zo meu van dat fietsen, dat ik eerst wat moet bekommen (Beilen)
- bekommen: Ik haar vanmörgen toch zo'n koezenzeerte, mor het is aal wat bekommen (Roderwolde)