U zocht voorbeeldzinnen met daarin "belanden"
Resultaten 1 - 5 van 5
- anbelanden: belanden
- belanden: Wij kent die weg hier niet goed, maor wij zult wel argens belanden (Noordscheschut)
- belanden: an toougeeft, waor zul ij dan belanden (Eext)
- belanden: Woor wi'j daor met belanden
- belanden: Dat is ein, daor kuj niet best met belanden