U zocht voorbeeldzinnen met daarin "benauwd"
Resultaten 1 - 20 van 26
- aodem: Ik mus naor aodem happen, zo benauwd had ik het (Westervelde)
- aordig: Hij keek mij zo aordig an, ik wör der benauwd van! (Zuidwolde)
- benauwd: Ik had 't op de börst en had het gloepens benauwd (Padhuis)
- benauwd: Wij zaten aordig benauwd (Hoogeveen)
- benauwd: Het was benauwd, zoas die vent loog (Eext)
- benauwd: Hij is zo benauwd as een wezeltie (Hoogeveen)
- benauwdheid: Die störm, wat een benauwd(ig)heid (Sleen)
- drieters: Hij is zo benauwd as een drieters hondtie (Hijken)
- garvensmieten: Het is benauwd wark dat inhalen; zo'n hiele dag in het vanggat staon te garvensmieten; dan kuj 's ao (Coevorden)
- gieren I: Jonge hazen giert as ze benauwd bint (Sleen)
- glazen: Zo benauwd as het honnie met een glaozen gat (Vries)
- grelkieker(d): Die kèrel zuj benauwd veur worden, het is zo'n grelkieker (Oosterhesselen)
- guunzen: Die kerel hef het zo benauwd had, hie guunsde as een koe (Balloo)
- hond: Hie is zo benauwd as een honnie (Anderen)
- oetvallen: Hij is niet benauwd oetvallen
- passaozie: Ze hebt mooi vertummerd, allend de passozie naor de dèle is wat benauwd (Ruinerwold)
- plietsie: Vrogger waj benauwd veur de plietsie (Sleen)
- smook: Wat is het hiet benauwd in de kamer, almaol rook en smook (Oosterhesselen)
- smorig: Het is benauwd, smorig weer (Roderwolde)
- Spaans: Hij kreeg het Spaans benauwd