U zocht voorbeeldzinnen met daarin "berappen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- berappen: Je kunt wel wat weer kriegen, mor dan moej mij eerst het aander even berappen (Balloo)
- berappen: Ik moet even hen berappen (Sleen)
- berappen: Hij had 't edaone, mar ik mus het berappen
- berappen: Ik heb zoveule te doen, ik kan het niet in iene dag berappen (Broekhuizen)
- bereppen: berappen
- bezwaoren: Hij hef zien paand bezwaord, umdat hij veur zien zeune mus berappen (Hoogeveen)